Uitvoeringswet ex artikel VI van de Grondwet
Wet van 1 februari 1990, tot verlenging van de termijn waarna artikel 10, eerste lid, van de Grondwet in werking treedt, tot 17 februari 1991 voor wat betreft verzamelingen van persoonsgegevens aangelegd ten dienste van de uitvoering van de politietaak
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om met toepassing van additioneel artikel VI van de Grondwet de termijn waarna artikel 10, eerste lid, van de Grondwet in werking zal treden voor verzamelingen van persoonsgegevens aangelegd ten dienste van de uitvoering van de politietaak, te verlengen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel 1
De termijn waarna artikel 10, eerste lid, van de Grondwet in werking treedt, wordt, voor wat betreft verzamelingen van persoonsgegevens aangelegd ten dienste van de uitvoering van de politietaak, verlengd tot 17 februari 1991.
Artikel 2 [Vervallen per 01-07-1992]
Artikel 3
Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te 's-Gravenhage, 1 februari 1990
Beatrix
De Minister-President, Minister van Algemene Zaken,
r
F. M. Lubbers
De Minister van Binnenlandse Zaken,
c
I. Dales
De Minister van Justitie,
e
M. H. Hirsch Ballin
Uitgegeven de dertiende februari 1990
De Minister van Justitie,
e
M. H. Hirsch Ballin